gezegden water
Water speelt voor Nederland een grote rol. Dit is terug te vinden in de vele spreekwoorden en gezegden waar water in voorkomt.
Water naar de zee dragen: iets naar een plaats brengen, waar er al genoeg van is. iets overbodigs doen.
Water bij de wijn doen: zijn eisen matigen, zijn voorwaarden minder streng stellen.
Het is als een storm in een glas water: het stelt niets voor, het is niet ernstig.
Loop niet in het water!: spottend gezegde tegen iemand die zo met zichzelf of met zijn mooie kleren vervuld is, dat hij niet ziet waar hij loopt.
Er zal nog heel wat water door de Rijn stromen, eer dat gebeurt: het zal nog lang duren.
Hij is weer boven water: hij is weer uit de nood (van een drenkeling die zichzelf heeft weten te redden).
Hij is onder water: hij is aan de zwier.
Hij kan de zon weer in het water zien schijnen: hij kan weer vrolijk zijn.
Het feest is in het water gevallen: het is geheel mislukt; letterlijk door de regen; figuurlijk door enige andere oorzaak.
Dat valt in het water: de grap wordt niet opgepikt.
In troebel water is het goed vissen: men kan makkelijk gebruik maken van de moeilijkheden van anderen, men kan daar makkelijk zijn voordeel mee doen.
Op zulke waters vangt men zulke vissen: van zulke personen kan men zoiets verwachten; kwaad gezelschap brengt tot verkeerde daden.Ook: zulke werken brengen zulke gevolgen mee; men krijgt loon naar werk.
Stille wateren hebben diepe gronden: mensen die zich niet uitlaten, hebben heel dikwijls diepe gedachten; ze zijn meer dan ze schijnen.
Het is net water en vuur: Het zijn mensen die elkaar helemaal niet begrijpen; die alleen maar de grootste ruzie hebben.
Vuur in de ene hand dragen en water in de andere: voor het oog schoon zijn; maar vals achter de rug, dubbelhartig zijn.
Maak daar geen water om vuil: doe daar geen moeite voor; verspil daar niet zoveel woorden aan.
Dat wast al het water van de zee niet af: dat is een daad die niet meer te herstellen is; dat is niet meer te veranderen.
Hij is verdronken, eer hij water gezien heeft: hij heeft zich verslingerd aan een meisje, eer hij wist wat het leven betekent.
Hij is bang zich aan koud water te branden: hij is al te voorzichtig en komt daardoor niet tot een daad. Een hond of een kat die zich aan heet water gebrand hebben, wagen zich ook niet meer aan koud water.
Hij is met hetzelfde water voor de dokter geweest: hij heeft ook al eens het zelfde onaangename geval meegemaakt.
Een dichter van het zuiverste water: een dichter van zeldzaam goede hoedanigheden.
Het hoofd boven water houden: een zaak gaande houden ondanks de moeilijkheden, de moed niet opgeven.
Een steek onder water: iemand in bedekte termen iets onaangenaams zeggen.
Het water loopt altijd naar de zee: rijke mensen krijgen altijd nog meer geld.
Het water komt op de dijk: de tranen komen in de ogen.
Het water komt aan de lippen: de nood komt aan de man; men verkeert in het uiterste gevaar. Letterlijk: het water is zo diep, dat men nauwelijks nog het hoofd boven water kan houden.
Hij is zo rijk, als het water diep is: hij is buitengewoon rijk.
Geen water is hem te diep: hij durft alles te ondernemen.
Hij komt weer boven water: hij komt weer voor de dag; of: hij heeft zijn roes uitgeslapen; of: hij komt er weer bovenop.
Hij heeft hoog water: hij moet naar het toilet
Hij loopt met hoog water: zijn broekspijpen zij te kort.
Hij zit op water en brood: hij zit in de gevangenis.
Hij is van alle wateren gewassen: hij is zeer sluw.
Vuil water blust ook vuur: in tijden van nood moet men zich ook met mindere zaken kunnen behelpen.
Hij is zo vlug als water: hij is erg bijdehand.
Dat is water en wind: dat is voedsel waar weinig vitamine in zit.
Dat is water en melk: voedsel dat nergens naar smaakt.
Hij keek of hij water zag branden: hij keek zeer verbaasd.
Hij spaart het water: hij wast zich zelden of nooit.
Onder water zijn: onbereikbaar zijn.
Zonder water kan de molen niet draaien: als men moet werken, moet men ook te eten hebben.
Als er geen water meer is, kent men de waarde van de put: pas als men iets niet meer heeft, merkt men hoe kostbaar het was.
Gestolen wateren zijn zoet: wat men oneerlijk heeft verkregen, lijkt dikwijls beter dan wat men eerlijk heeft verdiend.
Hij zwemt tussen twee waters: hij probeert van twee partijen zijn voordeel te trekken
Hij staat tussen water en wind: hij weet niet welke partij hij moet kiezen.
Die is op het water, die moet varen: als men eenmaal ergens mee begonnen is, moet men ook doorzetten.
Hij is boven water: hij is bemiddeld, hij heeft genoeg geld.
Hij gooit zijn geld in het water: hij geeft zijn geld uit aan allerlei nutteloze zaken.
Hij heeft het holste water gehad: het hoogtepunt van zijn ziekte is voorbij.
wijn, weer, werk, quizvragen, en spreekwoorden, eerlijkheid, eenzaamheid, er geen mouw aan kunnen passen, eten, eureka, einstein, egoisme, ekster, elleboog, elektriciteit, ezel, excuus, eckhart tolle, evenwicht, evergem,
Zijn plan is in het water gevallen: zijn plan is mislukt.
Het kind met het badwater weggooien: alles verpesten.
Loop niet in mijn vaarwater: loop niet zo in de weg.
Water speelt voor Nederland een grote rol. Dit is terug te vinden in de vele spreekwoorden en gezegden waar water in voorkomt.
Water naar de zee dragen: iets naar een plaats brengen, waar er al genoeg van is. iets overbodigs doen.
Water bij de wijn doen: zijn eisen matigen, zijn voorwaarden minder streng stellen.
Het is als een storm in een glas water: het stelt niets voor, het is niet ernstig.
Loop niet in het water!: spottend gezegde tegen iemand die zo met zichzelf of met zijn mooie kleren vervuld is, dat hij niet ziet waar hij loopt.
Er zal nog heel wat water door de Rijn stromen, eer dat gebeurt: het zal nog lang duren.
Hij is weer boven water: hij is weer uit de nood (van een drenkeling die zichzelf heeft weten te redden).
Hij is onder water: hij is aan de zwier.
Hij kan de zon weer in het water zien schijnen: hij kan weer vrolijk zijn.
Het feest is in het water gevallen: het is geheel mislukt; letterlijk door de regen; figuurlijk door enige andere oorzaak.
Dat valt in het water: de grap wordt niet opgepikt.
In troebel water is het goed vissen: men kan makkelijk gebruik maken van de moeilijkheden van anderen, men kan daar makkelijk zijn voordeel mee doen.
Op zulke waters vangt men zulke vissen: van zulke personen kan men zoiets verwachten; kwaad gezelschap brengt tot verkeerde daden.Ook: zulke werken brengen zulke gevolgen mee; men krijgt loon naar werk.
Stille wateren hebben diepe gronden: mensen die zich niet uitlaten, hebben heel dikwijls diepe gedachten; ze zijn meer dan ze schijnen.
Het is net water en vuur: Het zijn mensen die elkaar helemaal niet begrijpen; die alleen maar de grootste ruzie hebben.
Vuur in de ene hand dragen en water in de andere: voor het oog schoon zijn; maar vals achter de rug, dubbelhartig zijn.
Maak daar geen water om vuil: doe daar geen moeite voor; verspil daar niet zoveel woorden aan.
Dat wast al het water van de zee niet af: dat is een daad die niet meer te herstellen is; dat is niet meer te veranderen.
Hij is verdronken, eer hij water gezien heeft: hij heeft zich verslingerd aan een meisje, eer hij wist wat het leven betekent.
Hij is bang zich aan koud water te branden: hij is al te voorzichtig en komt daardoor niet tot een daad. Een hond of een kat die zich aan heet water gebrand hebben, wagen zich ook niet meer aan koud water.
Hij is met hetzelfde water voor de dokter geweest: hij heeft ook al eens het zelfde onaangename geval meegemaakt.
Een dichter van het zuiverste water: een dichter van zeldzaam goede hoedanigheden.
Het hoofd boven water houden: een zaak gaande houden ondanks de moeilijkheden, de moed niet opgeven.
Een steek onder water: iemand in bedekte termen iets onaangenaams zeggen.
Het water loopt altijd naar de zee: rijke mensen krijgen altijd nog meer geld.
Het water komt op de dijk: de tranen komen in de ogen.
Het water komt aan de lippen: de nood komt aan de man; men verkeert in het uiterste gevaar. Letterlijk: het water is zo diep, dat men nauwelijks nog het hoofd boven water kan houden.
Hij is zo rijk, als het water diep is: hij is buitengewoon rijk.
Geen water is hem te diep: hij durft alles te ondernemen.
Hij komt weer boven water: hij komt weer voor de dag; of: hij heeft zijn roes uitgeslapen; of: hij komt er weer bovenop.
Hij heeft hoog water: hij moet naar het toilet
Hij loopt met hoog water: zijn broekspijpen zij te kort.
Hij zit op water en brood: hij zit in de gevangenis.
Hij is van alle wateren gewassen: hij is zeer sluw.
Vuil water blust ook vuur: in tijden van nood moet men zich ook met mindere zaken kunnen behelpen.
Hij is zo vlug als water: hij is erg bijdehand.
Dat is water en wind: dat is voedsel waar weinig vitamine in zit.
Dat is water en melk: voedsel dat nergens naar smaakt.
Hij keek of hij water zag branden: hij keek zeer verbaasd.
Hij spaart het water: hij wast zich zelden of nooit.
Onder water zijn: onbereikbaar zijn.
Zonder water kan de molen niet draaien: als men moet werken, moet men ook te eten hebben.
Als er geen water meer is, kent men de waarde van de put: pas als men iets niet meer heeft, merkt men hoe kostbaar het was.
Gestolen wateren zijn zoet: wat men oneerlijk heeft verkregen, lijkt dikwijls beter dan wat men eerlijk heeft verdiend.
Hij zwemt tussen twee waters: hij probeert van twee partijen zijn voordeel te trekken
Hij staat tussen water en wind: hij weet niet welke partij hij moet kiezen.
Die is op het water, die moet varen: als men eenmaal ergens mee begonnen is, moet men ook doorzetten.
Hij is boven water: hij is bemiddeld, hij heeft genoeg geld.
Hij gooit zijn geld in het water: hij geeft zijn geld uit aan allerlei nutteloze zaken.
Hij heeft het holste water gehad: het hoogtepunt van zijn ziekte is voorbij.
wijn, weer, werk, quizvragen, en spreekwoorden, eerlijkheid, eenzaamheid, er geen mouw aan kunnen passen, eten, eureka, einstein, egoisme, ekster, elleboog, elektriciteit, ezel, excuus, eckhart tolle, evenwicht, evergem,
Zijn plan is in het water gevallen: zijn plan is mislukt.
Het kind met het badwater weggooien: alles verpesten.
Loop niet in mijn vaarwater: loop niet zo in de weg.